Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Overgangswet W.V.O.

 

Artikel 46
1
Voor de kosten van latere voorzieningen ten behoeve van een gemeentelijke of, voor zover die kosten ingevolge artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 ten laste van de gemeente zijn gekomen, van een bijzondere school voor voortgezet gewoon of uitgebreid lager onderwijs ontvangt de gemeente met ingang van 1 januari 1969 een vergoeding ten laste van het Rijk. Als latere voorzieningen worden aangemerkt de voorzieningen, genoemd in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920, met uitzondering van die, genoemd in artikel 45 van deze wet.
2
Ter berekening van de vergoeding stelt Onze minister het bedrag vast van de werkelijke kosten, bedoeld in het eerste lid, alsmede het jaar, waarin die voorzieningen zijn tot stand gekomen.
3
De vergoeding omvat per jaar tot het tijdstip, waarop twintig jaren na het in het tweede lid bedoelde jaar zijn verlopen, de som, die jaarlijks nog nodig zou zijn voor rente en aflossing van een twintigjarige geldlening tot het vastgestelde bedrag, aangegaan in het jaar van totstandkoming, waarbij de aflossing op jaarlijks gelijke bedragen is gesteld en de rente wordt berekend over het niet afgeloste deel van die lening tegen een rentevoet, als ingevolge artikel 79, vijfde lid, van de Lager-onderwijswet 1920 is bepaald voor het jaar van totstandkoming.
4
Artikel 45, vijfde lid, is van toepassing.
5
Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing op andere vormen van voortgezet onderwijs als bedoeld in afdeling IV van titel II van de Wet op het voortgezet onderwijs.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •